Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op het primair onderwijs

 

Artikel 155 Splitsing van de gemeente
1
Burgemeester en wethouders kunnen, indien elk bevoegd gezag dat een of meer scholen in de gemeente in stand houdt schriftelijk heeft verklaard daarmee in te stemmen, besluiten dat het grondgebied van de gemeente in twee bij dat besluit vastgestelde delen wordt gesplitst in verband met aanzienlijke verschillen in bebouwingskarakter en bevolkingsdichtheid tussen die delen. De grenzen van de delen van de gemeente die zijn ontstaan als gevolg van toepassing van de eerste volzin, vallen samen met grenzen van gebieden in die gemeente die zijn opgenomen in de jaarlijkse publikatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek ?De landelijke wijk- en buurtindeling?. Het besluit wordt genomen uiterlijk 2 jaar voor het verstrijken van de periode tot en met 31 juli 1998 of een 5-jaarlijkse periode als bedoeld in artikel 153, tweede lid. Het besluit is gedurende 20 jaar van kracht behoudens het gestelde in het vijfde lid.
2
Burgemeester en wethouders brengen Onze minister binnen vier weken na het nemen van het besluit, bedoeld in het eerste lid, op de hoogte van dat besluit, waarbij tevens mededeling wordt gedaan van de begrenzing van de beide gebiedsdelen, de oppervlakte daarvan en het aantal 4- tot en met 11-jarigen dat daarbinnen woonachtig is. Na ontvangst van een mededeling als bedoeld in de eerste volzin wordt bij ministeriële regeling voor de beide gebiedsdelen een afzonderlijke opheffingsnorm vastgesteld. De opheffingsnorm voor elk deel wordt vastgesteld op de wijze als aangegeven in artikel 154, met dien verstande dat bij het bepalen van de leerlingdichtheid wordt uitgegaan van het aantal km2 grondoppervlakte van het desbetreffende deel en dat de vijfde volzin van artikel 154 niet van toepassing is. De ministeriële regeling wordt overeenkomstig artikel 153, tweede lid, bekendgemaakt en is voor de eerste maal van toepassing op het eerstvolgende tijdvak van 5 jaar, volgend op die bekendmaking.
3
Indien niet elk bevoegd gezag een schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid eerste volzin wenst te verstrekken, kunnen burgemeester en wethouders Onze minister verzoeken een besluit tot splitsing als bedoeld in het eerste lid te nemen. Het besluit tot het doen van een zodanig verzoek wordt genomen uiterlijk 2 jaar voor het verstrijken van de periode tot en met 31 juli 1998, of een 5-jaarlijkse periode als bedoeld in artikel 153, tweede lid. Met betrekking tot het verzoek is het tweede lid eerste volzin van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders eveneens de ontvangen instemmende verklaringen overleggen, alsmede een opgave van de scholen waarvan het bevoegd gezag geen instemmende verklaring wenste te verstrekken. Indien Onze minister tot splitsing van de gemeente besluit, wordt dit besluit genomen uiterlijk 1 jaar voor het verstrijken van de periode tot en met 31 juli 1998, of de 5-jaarlijkse periode waarin het verzoek werd gedaan en zijn op dit besluit de tweede tot en met vierde volzin van het tweede lid van overeenkomstige toepassing.
4
Van een besluit van burgemeester en wethouders inhoudende een weigering om tot splitsing van de gemeente, als bedoeld in het eerste lid, over te gaan en van een besluit van burgemeester en wethouders, inhoudende een weigering om een verzoek tot een zodanige splitsing bij Onze minister in te dienen, kan iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die daardoor rechtstreeks in zijn belang is getroffen, bij de Kroon in beroep komen. Met een weigering om tot splitsing van de gemeente over te gaan, wordt gelijk gesteld het niet nemen van een besluit met betrekking tot splitsing binnen 6 maanden na verzending van de laatste instemmende verklaring van de bevoegde gezagsorganen, bedoeld in het eerste lid. Met een weigering om een verzoek tot splitsing bij Onze minister in te dienen, wordt gelijkgesteld het niet nemen van een besluit binnen 6 maanden na verzending van een verzoek daartoe aan burgemeester en wethouders door een bevoegd gezag dat een of meer scholen in de gemeente in stand houdt. Het beroep wordt ingesteld binnen 30 dagen nadat het besluit openbaar is gemaakt of ter kennis is gebracht van degene jegens wie het besluit is genomen dan wel binnen 30 dagen na het verstrijken van de termijn van 6 maanden bedoeld in de tweede of derde volzin.
5
Op grond van bijzondere omstandigheden die voortvloeien uit de ruimtelijke ordening en die op het moment dat het besluit tot splitsing als bedoeld in het eerste of derde lid werd genomen niet voorzienbaar waren, kan de gemeenteraad binnen de in het eerste lid bedoelde termijn van 20 jaar een besluit nemen tot wijziging of beëindiging van de splitsing. Het eerste tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing. Een besluit van de gemeenteraad tot wijziging of beëindiging van de splitsing behoeft de goedkeuring van Onze minister.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •